Ziekenhuismaatjes
12/11/2025
Door Fulco van IJsselsteyn
Toen ik klein was, lag ik geregeld in het ziekenhuis. En nee, dit lag (zeker op latere leeftijd) niet altijd aan het feit dat de zorg thuis niet mogelijk was. Ik ben namelijk bevoorrecht om twee ouders te hebben die alle twee de nodige ervaring hebben in de zorg.
Tot in groep zes was ik vaak een keer in de vier à vijf maanden in het ziekenhuis. Als ik om wat voor reden dan ook in het ziekenhuis belandde, zorgde dit ervoor dat ik mijn vriendjes en vriendinnetjes van school (maar ook daarbuiten) ruim vier weken niet zag. Het voelde dan – als ik weer thuis was – vaak alsof ik weer helemaal opnieuw moest beginnen, al had ik dit pas vele jaren later echt door. Echter stond het leven in het ziekenhuis niet stil. De momenten dat ik op zaal lag of de momenten dat ik een kamer met een enkele kamergenoot deelden waren schaars, maar deze zijn me altijd goed bijgebleven.
Het zorgde ervoor dat ik even niet alleen was. Want buiten dat mijn moeder er altijd voor me was tijdens opnames, vindt elk kind het toch stiekem leuker als er iemand is waar je lol mee kan trappen. Al kon ik die lol zeker ook met mijn moeder en de zorgverleners trappen. Zo weet ik nog goed dat ik in het ziekenhuis lag, ik moet een jaar of negen zijn geweest, dat het ontzettend had gesneeuwd. Dit zorgde ervoor dat, hoewel ik eigenlijk al lang ontslagen was en dus naar huis mocht, mijn vader mij niet kon ophalen door de overlast van de sneeuw op de weg. Vervolgens konden we twee dingen doen. Eén: heel erg balen en in de piepzak zitten of twee: er gebruik van maken dat het sneeuwde.
Wat toen gebeurde zal mij tot in lengte van dagen bijblijven. Mijn moeder ging met toestemming van een broeder (ook mijn meest favoriete) met een emmer naar buiten, vulde deze tot de rand met sneeuw en wat er toen gebeurde!
We hadden een sneeuwballengevecht op de afdeling en niet alleen mijn moeder en ik, maar de broeder deed nog het meest fanatiek mee aan het gevecht. Buiten dit moment (en zo kan ik er gelukkig nog veel noemen) mis je soms leeftijdsgenoten om iets mee te doen. Maar ook hierin mag ik niet klagen. Tuurlijk heb ik weleens in het ziekenhuis gelegen met de gedachte waarom ik? En waarom komt niemand mij opzoeken? Maar gelukkig waren de momenten dat ik lol had met lotgenoten er ook genoeg.
En lotgenoten waren het in die zin dat we op jonge leeftijd in het ziekenhuis moesten belanden. Want ja wij mogen niet met lotgenoten (als die ook CF hebben) op een kamer liggen*. Toch ben ik desondanks min of meer bevriend geraakt met Teun (een mede CF’er). Het gekke was dat we elkaar buiten het ziekenhuis nooit hebben ontmoet. Toch als we beiden op hetzelfde moment in het ziekenhuis lagen, had ik niet het gevoel van angst wat ik wel ervoer als andere, onbekende CF’ers in het ziekenhuis lagen. Het was een soort wederzijds vertrouwen tussen ons. En ja: altijd even zwaaien op gepaste afstand.
Kortom al met al is een band als deze misschien wel de meest dierbare band. Ondanks dat we elkaar nooit echt kunnen zien zoals vrienden zonder CF.
Steun mensen met taaislijmziekte
CF is nog altijd een ziekte die niet te genezen is. Om dit te veranderen, is nog veel onderzoek nodig. Wij zetten ons in voor een langer en beter leven met CF. Geef jij ook om taaislijmziekte?
Doneren »